Werkt u binnen de overheid? Dan is een gedegen kennis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een must. De wet bevat algemene regels voor de verhouding tussen overheid en burger en vormt daarmee de ruggengraat van het algemeen bestuursrecht.
Het bestuursrecht houdt zich bezig met de bestuursactiviteiten van de overheid. Het gaat over de vraag welke taken de overheid moet uitvoeren (bijvoorbeeld een omgevingsvergunning verlenen), welk bestuursorgaan dat moet doen (het college van burgemeesters en wethouders) en welke procedure daarvoor moet worden gevolgd. De algemene regels van het bestuursrecht zijn terug te vinden in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staan voor alle bestuursorganen van Nederland de procedureregels voor het nemen van een besluit. Voor burgers staan er spelregels voor bezwaar en (hoger) beroep (rechtsbescherming) in. Niet alle procedureregels staan echter in de Awb. In de Awb staan alleen de algemene procedureregels die voor alle besluiten gelden. De Algemene wet bestuursrecht wordt daarom verrekend tot het algemeen bestuursrecht.
Voor veel besluiten gelden ook nog extra procedureregels of afwijkende proceduregels. Deze regels staan niet in de Awb, omdat die daardoor te omvangrijk zou worden, maar in de zogenaamde bijzondere wetten. Deze bijzondere wetten hebben betrekking op een specifieke overheidstaak (bijvoorbeeld onderwijs, maatschappelijke zorg of ruimtelijke ordening) en worden daarom gerekend tot het bijzonder bestuursrecht. De bijzondere wet gaat voor de algemene regel uit de Awb.
Er zijn vier manieren waarop de Awb richting geeft aan lagere wetgeving, variërend in de mate van dwingendheid.
De Awb zit logisch in elkaar. De regels gaan van algemeen naar bijzonder. We spreken daarom van een gelaagde structuur. Is eenmaal een besluit genomen (bijvoorbeeld een vergunning verleend), dan moet dat besluit worden nageleefd. Die naleving kan zo nodig worden afgedwongen. De burger is echter niet rechteloos: hij kan tegen een besluit bezwaar maken en in (hoger) beroep gaan of klagen.
Twee beginselen die niet geregeld zijn in de Awb, maar wel van belang zijn voor de toepassing daarvan zijn:
In Nederland voert het openbaar bestuur wetten uit, maar het is daar aan ook gebonden. Het openbaar bestuur mag daarom alleen maar optreden als openbaar bestuur als dat vastgelegd is in een wet. Elk optreden of handelen door het openbaar bestuur (zoals de bevoegdheid om bepaalde besluiten te nemen) moet een wettelijke grondslag hebben. Dit noemen we het legaliteitsbeginsel.
Het openbaar bestuur behartigt het algemeen belang. Bij het nemen van besluiten moet het openbaar bestuur het algemeen belang afwegen tegen het belang van de individuele burger. Het specialiteitsbeginsel zorgt echter voor een beperking bij het afwegen van belangen. Dat beginsel zorgt ervoor dat het openbaar bestuur in speciale gevallen waarvoor wet- of regelgeving is vastgesteld, alleen het specifieke belang behartigen waarop die wet- of regelgeving zich richt. Denk bijvoorbeeld aan de Erfgoedwet.
Bent u werkzaam bij de overheid? En wilt u zich de basisbeginselen van de Awb eigen maken? Volg dan onze training Algemene Wet Bestuursrecht. Voor meer verdieping kunt u terecht bij bijvoorbeeld de opleiding Bestuursrecht.