De Rijksoverheid wordt steeds afhankelijker van de medewerking van de gemeenten bij het uitvoeren van beleid. Van sturen vanuit de ‘ivoren toren’ moeten de rijksambtenaren overschakelen naar samenwerken. Dat vraagt een heel andere aanpak en manier van organiseren en dat gaat niet zonder slag of stoot. Guus Essers werkt onder meer als management consultant en trainer vaak met ambtenaren bij zowel de Rijksoverheid als bij de gemeenten.
“Het openbaar bestuur is momenteel enorm in beweging”, vertelt hij. “Onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen en de politiek is een fors transformatieproces op gang gebracht. Wat daarbij een hoofdrol speelt, is dat het Rijk veel van zijn taken aan het decentraliseren is.”
“Voor een belangrijk deel is dat om economische redenen, zeg maar gerust bezuinigingen, en voor een ander deel om steeds meer verantwoordelijkheden bij de burger te leggen. En de gemeenten staan het dichtst bij die burger. Het is een politieke keuze, taken die eerst bij de ambtenaren van de Rijksoverheid lagen, zijn nu wettelijk verankerd bij de gemeenten. Er is natuurlijk veel voor te zeggen, maar er is altijd nog een verschil tussen droom en daad. Nu zie je dat elk ministerie bezig is met zijn eigen zoektocht naar de juiste manier van omgaan met dit beleid.”
En de gemeenten zijn opnieuw het wiel aan het uitvinden?
“Klopt helemaal”, beaamt Essers. “Ik zie de problematiek aan beide kanten, want ik werk met het programma ‘Ik & de Decentralisatie’ bij het ministeries van OCW, SZW en VWS met rijksambtenaren en daarnaast benaderen gemeenten mij om hen te helpen bij de nieuwe rol die ze hebben gekregen.”
“De uitdaging, om maar een cliché te gebruikten, zit hem in het feit dat de ministeries stelsel-verantwoordelijk zijn, terwijl de gemeenten nu uitvoerings-verantwoordelijk zijn”, legt hij uit. “Dus elke gemeente is nu aan het bedenken hoe vorm te geven aan de uitvoering, terwijl de rijksambtenaren op hun donder krijgen van de staatssecretaris als het niet goed lijkt te gaan.”
Ze kunnen de gemeenten dus niets opdragen, maar moeten echt onderhandelen om hun doel te bereiken?
“Ja, en dat is nieuw. Voorheen konden de rijksambtenaren de lokale overheid eenvoudig een opdracht geven en vertellen hoe die uit te voeren. Door de decentralisatie zijn die lokale overheden nu zelf verantwoordelijk voor de uitvoering. Als de rijksambtenaren, die nog wel verantwoordelijk zijn voor het functioneren van de stelsels, de gemeenten mee willen krijgen, vraagt dat een heel andere aanpak. Ze moeten in feite een relatie opbouwen om echt te gaan samenwerken.”
“Daarvoor moeten ze zich de vaardigheden van een adviseur eigen maken. Het Rijk kan de lokale overheid niet meer onder druk zetten, maar moet haar juist faciliteren. Niet dicteren, maar dienen. Om dat te kunnen, moeten ze leren om op een handige en ook respectvolle manier met gemeenten om te gaan. Ze moeten zich bewust worden van hun gedrag. Hiervoor zijn beïnvloedingstactieken, adviesvaardigheden en kennis van verandermanagement nodig.”