Om laaggeletterdheid aan te pakken, trekt het kabinet € 425 miljoen uit in de periode 2020-2024. Dat is ruim € 35 miljoen méér dan in de periode 2015-2019. Minister Van Engelshoven (onderwijs), minister De Jonge (zorg), staatssecretaris Van Ark (sociale zaken) en staatssecretaris Knops (binnenlandse zaken) schrijven dat in een gezamenlijke brief aan de Tweede Kamer over de vervolgaanpak van het programma Tel mee met Taal.
In de brief blikken zij terug op het programma Tel mee met Taal, dat in 2016 van start is gegaan. Uit een eindevaluatie blijkt dat het programma ruimschoots aan de verwachtingen heeft voldaan en op verschillende onderdelen zelfs de doelstellingen heeft overtroffen. Zo zijn er in de afgelopen jaren belangrijke stappen gezet om ervoor te zorgen dat taal, rekenen en digitale vaardigheden voor mensen geen obstakel vormen, maar juist kansen bieden om volwaardig mee te doen. In bijna elke gemeente is wel een taalhuis of taalpunt opgericht. Mensen die moeite hebben met basisvaardigheden kunnen hier informatie krijgen over het beschikbare aanbod in hun wijk, stad of dorp.
Ondanks deze goede resultaten is er nog een hoop te winnen, aldus de brief aan de Tweede Kamer. Volgens Stichting Lezen en Schrijven zijn er nog steeds 2,5 miljoen Nederlanders van 16 jaar en ouder die moeite hebben met lezen, schrijven of rekenen. Deze groep vindt het ook vaak moeilijk een computer of smartphone te gebruiken. Vaardigheden die burgers juist nodig hebben om goed deel te kunnen nemen aan onze samenleving. Daarom geeft het kabinet de komende jaren extra geld uit om de basisvaardigheden van kinderen en volwassen te vergroten. Met de voortzetting van het programma Tel mee met Taal voert de overheid deze plannen uit.
Hiermee wil het kabinet drie doelstellingen realiseren.
De brief stelt dat mensen met Nederlands als eerste taal (NT1) te weinig worden bereikt. In de periode van 2020-2025 wil het kabinet dat het bereik aantoonbaar groeit. Hierbij moeten voor elke potentiële cursist zo veel mogelijk barrières worden weggenomen en moet er ondersteuning worden geboden die aansluit op hun persoonlijke situatie en behoeften.
Mensen die hulp zoeken bij het verhogen van hun taal-, reken- of digitale vaardigheden verdienen een kwalitatief goed aanbod dat aansluit bij hun persoonlijke behoeften. Het kabinet wil meer kennis en meer transparantie over de kwaliteit en de effectiviteit van het aanbod. Er moet per regio een betrouwbaar beeld komen van het bereik, het type en de kwaliteit van het aanbod en de effectiviteit van verschillende interventies.
Aan het eind van het programma (2024) voeren alle gemeenten zelfstandig de regie over de aanpak van basisvaardigheden. Dat doen zij als centrale speler in een netwerk van samenwerkende partijen uit de domeinen onderwijs, werk, gezin, gezondheid en verwante terreinen. De Rijksoverheid kan zich dan in de toekomst concentreren op het in stand houden van de randvoorwaarden voor kwalitatief goed aanbod.
Om de doelstellingen te behalen, neemt het kabinet de komende periode 10 maatregelen:
Stichting Lezen & Schrijven zegt in een reactie op het kabinetsvoorstel dat het goed is dat het kabinet voortbouwt op de aanpak van de afgelopen jaren. Toch ziet de stichting in de nieuwe aanpak nog niet de grote stap voorwaarts die nodig is. Het probleem groeit namelijk nog steeds. Er is echt meer ambitie nodig, om dat het hoofd te kunnen bieden.
Wilt u de brief aan de Tweede Kamer zelf lezen? Klik dan hier.