Ieder kind heeft recht op onderwijs. Daarom brachten we tijdens de Dag van de Leerplicht op 15 maart de leerplicht extra onder de aandacht. In Nederland is het recht op onderwijs geregeld in de Leerplichtwet. Die bepaalt dat ieder kind van 5 tot 16 jaar leerplichtig is en vervolgens tot zijn 18e jaar kwalificatieplichtig. Met andere woorden: dat ieder kind recht op onderwijs heeft. De leerplichtambtenaar speelt hierin een belangrijke rol. Hierover voerden we een gesprek met juriste en docente Carolien de Bruin. Zij zet zich in voor het recht op onderwijs voor ieder kind.
“De leerplichtambtenaar is in mijn ogen de spin in het web”, omschrijft Carolien deze functie. “Met de Leerplichtwet houden gemeenten toezicht op de toepassing van het recht op onderwijs. En daar hebben de gemeenten leerplichtambtenaren voor in dienst. Die kijken of ouders en leerlingen zich houden aan de leerplicht. Als ze signalen krijgen dat een leerling het onderwijsprogramma niet volgt, gaan ze in gesprek met ouders en leerling om erachter te komen wat er aan de hand is.”
“Op de Dag van de Leerplicht besteden we extra aandacht aan de Leerplichtwet. Ook om het belang van het recht op onderwijs aan te geven, want we vinden het belangrijk dat ieder kind naar school gaat en zich ontwikkelt, zodat het een goede toekomst krijgt”, aldus Carolien. “De meeste leerlingen gaan gewoon naar school en komen nooit in problemen met de leerplicht, maar er zijn ook kinderen die vastlopen. Daar heeft de leerplichtambtenaar een belangrijke taak. Hij moet de oorzaak achterhalen en de juiste hulp inzetten. Daar heeft hij een heel netwerk voor. In het uiterste geval, als een leerling of ouders helemaal niet mee willen werken, kan hij zelfs de rechterlijke macht inschakelen.”
“Meestal komt de leerplicht in de publiciteit bij het luxeverzuim, zoals eerder op vakantie gaan. Maar dat is maar een heel klein deel van het werk. Het belangrijkste is ervoor te zorgen dat het recht op onderwijs wordt gewaarborgd. Daarbij loopt de leerplichtambtenaar tegen heel diverse problemen aan. Die variëren van schoolfobieën tot ouders die dwarsliggen en het niet eens zijn met het onderwijs, hoogbegaafde kinderen, laagbegaafde kinderen, hoogsensitieve kinderen enzovoort.”
Het is een politieke keuze om steeds minder kinderen naar het speciaal onderwijs door te sturen, maar naar het reguliere onderwijs te laten gaan. Dat maakt het er volgens Carolien ook niet eenvoudiger op. “Je merkt dan vaak dat het onderwijs niet passend is en dat leerlingen sneller uitvallen”, legt ze uit. “De problematiek die daarbij komt kijken, wordt ook steeds ingewikkelder. Er wordt echt heel veel gevraagd van de leerplichtambtenaar om goed in beeld te krijgen wat er aan de hand is. Dan moet er worden gekeken welke vervolgstappen nodig zijn en welke oplossingen er gevonden kunnen worden. En dat is niet makkelijk.”
“Ze moeten ook met veel verschillende ketenpartners samenwerken”, vult ze aan. “Met de Raad voor de Kinderbescherming, met Jeugdzorg, met huisartsen, met scholen, met ouders en ook met de politie. Daarbij wordt de problematiek ook steeds ingewikkelder door bijvoorbeeld social media en ouders die steeds mondiger worden. Sinds 2012 heeft de leerplichtambtenaar primair te maken met de ouders en de leerlingen en ligt het toezicht op de scholen bij de inspectie. Maar als een leerling lang ziek is, en de school heeft twijfels over het ziekteverzuim of de mogelijke belastbaarheid van de leerling, kan na consult van de jeugdarts de ambtenaar natuurlijk ook met de school, ouders en leerling praten om te kijken of daar een oorzaak ligt.”
Ook de decentralisatie van de overheid in 2015 maakte het werk van de leerplichtambtenaar er niet makkelijker op. Carolien: “Vroeger zat alles bij Bureau Jeugdzorg en had je gewoon één toegang, maar tegenwoordig heeft elke gemeente het op zijn eigen manier geregeld. Voor de toekomst zou het ook heel goed zijn als er een veel betere aansluiting komt tussen onderwijs en zorg. Men wil wel samenwerken maar het is nu niet goed geregeld. Ook niet op financieel gebied: wie betaalt wat?”
De leerplichtambtenaar loopt dus tegen veel verschillende zaken aan en moet over veel verschillende vaardigheden beschikken. “Ja, door de decentralisatie van de overheid en de ontwikkelingen in de samenleving moeten ze werken met veel verschillende partners op verschillende niveaus”, bevestigt Carolien. De leerplichtambtenaar moet niet alleen veel kennis hebben van hoe de scholen in elkaar zitten en van de sociale kaart van de gemeente, hij moet ook over goede sociale vaardigheden beschikken. Hij heeft dus aardig wat competenties nodig.”