Het is belangrijk om binnen het nieuwe omgevingsrecht te weten wie wat kan en mag doen. Welke taken en bevoegdheden kunnen en mogen de verschillende overheden uitoefenen?
De gemeente krijgt een belangrijke rol in het nieuwe omgevingsrecht. De uitvoering van de Omgevingswet ligt voornamelijk in handen van de gemeente. De provincie en het Rijk komen pas aan bod indien het om een internationale verplichting gaat, of als het niet doelmatig is dat de gemeente een taak uitvoert. Dat is terug te lezen in artikel 2.3 van de Omgevingswet.
Artikel 2.3 (algemene criteria verdeling van taken en bevoegdheden)
De Omgevingswet dwingt nog meer tot samenwerking binnen en tussen organisaties. De fysieke leefomgeving overstijgt namelijk de grenzen van gemeenten, waterschappen en provincies. Samenwerking en afstemming met andere overheden is dan ook vereist om beleid en decentrale regels goed op elkaar te laten aansluiten.
De doorwerking van beleid en regelgeving vindt op verschillende manieren plaats:
De overheden zijn vrij om in hun beleid aan te geven wat ze zelf willen. Een gemeente kan in haar omgevingsvisie bewust of onbewust afwijken van de omgevingsvisie van de provincie of het Rijk. De gevolgen hiervan zijn beperkt. De omgevingsvisie bindt immers alleen het vaststellend bestuursorgaan zelf. Of dat slim is, is een ander verhaal.
Bij de uitvoering van de omgevingsvisie kan de gemeente wel aanlopen tegen de regels van de provincie of het Rijk. Denk bijvoorbeeld aan rechtstreeks bindende regels in uitvoeringsbesluiten die het gemeenten niet toestaan zelf zaken te regelen, of anders te regelen. Ook kunnen het Rijk en de provincie door middel van instructieregels over taken en bevoegdheden hun beleid laten doorwerken.
In sommige gevallen is het verplicht voor het bevoegd gezag om advies in te winnen voor het een besluit neemt. Dit advies moet door het bevoegd gezag verwerkt worden in zijn besluit. Als men afwijkt van het advies, moet men zorgvuldig kunnen motiveren waarom.
Het komt ook voor dat het bevoegd gezag toestemming moet vragen aan het adviesorgaan voordat het een besluit mag nemen. Dit betekent dat het bevoegd gezag de omgevingsvergunning pas mag verlenen als het adviesorgaan daarmee instemt.
De instemming van het adviesorgaan mag alleen worden verleend of geweigerd op dezelfde gronden als die gelden voor de omgevingsvergunning voor de activiteit. Op deze hoofdregel zijn enkele uitzonderingen. Deze staan in artikel 4.38 van het Omgevingsbesluit.
Wilt u meer weten over de Omgevingswet of de opbouw en toepassing van het nieuwe omgevingsrecht? Wij hebben een uitgebreid aanbod van opleidingen en trainingen over de Omgevingswet. Dit vindt u hier.