Als overheidsprofessional moet je steeds vaker zelf een zaak verdedigen bij een bezwaarcommissie of rechter. Een pleitnota verzekert je ervan dat je geen ingewikkelde informatie vergeet. Maar hoe schrijf je de nota? Wij geven je vijf tips.
Weet voor wie je de pleitnota schrijft. Voor je begint is het zinvol om informatie in te winnen over de rechter die je moet zien te boeien en overtuigen. Houdt hij of zij van een ontspannen sfeer tijdens de zitting? Is het iemand die de spreker veel onderbreekt? Bereidt deze rechter zich altijd goed voor? Daarnaast is het goed om je te verdiepen in de griffier, want als de rechter niet meteen een uitspraak doet, doet hij dit later mede op basis van het verslag en het advies van de griffier.
Het gevaar bij het schrijven van een pleitnota zit hem in onoverzichtelijkheid en een ontbrekende structuur. Houd daarom het kop-romp-staartmodel aan.
Begin je pleitnota met een pakkende opening, die de rechter meteen nieuwsgierig maakt. Start bijvoorbeeld met een retorische vraag, gezegde, spreuk, citaat of een haakje naar een actualiteit. Hierna schets je de algemene feitelijke context, ga je kort in op waar de zaak volgens jou om draait en geef je aan hoe je pleidooi verder is opgebouwd. Met een tussenzin kondig je de overgang naar de romp aan.
De romp bestaat uit een heldere weergave van de feiten. Allereerst de feiten die een gunstig licht op de zaak van jouw cliënt werpen. Per rechtsvraag benoem je jouw argumenten. Noem ook de feiten die niet per se in het voordeel van de cliënt werken, maar wel van belang kunnen zijn voor de beslissing. Doe dit zo neutraal mogelijk. De volgorde waarin je de argumenten geeft, kan van invloed zijn op de overtuigingskracht. In de praktijk blijkt dat het afbouwen van sterke naar zwakkere argumenten en het vervolgens nog eens herhalen van de sterke argumenten vaak het beste werkt.
Probeer een logisch, consistent en juridisch onderbouwd verhaal te maken, met kloppende redeneringen en zonder fouten in de formulering. Eindig ook de romp weer met een verbindingszin, waarmee je een vloeiende overgang naar de staart van je verhaal maakt.
In de staart vat je de belangrijkste argumenten samen en maak je duidelijk welke beslissing je van de rechter verwacht. Om een rond geheel te maken van je verhaal, kun je afsluiten met een opmerking die naar je openingszin verwijst.
Vermijd langdradige uitweidingen en lange zinnen met veel bijzinnen. Probeer te denken als luisteraar en te schrijven als spreker. Als je schrijft als een spreker worden je zinnen vanzelf korter en duidelijker. Je kunt je verhaal nog zo goed voorbereid hebben, maar als het publiek je niet begrijpt, sta je met lege handen.
Houd het boeiend en levendig, dan is de kans groter dat de rechter echt luistert naar wat je te zeggen hebt. Er zijn genoeg stijlmiddelen die je kunt gebruiken om je betoog te verlevendigen. Denk aan beeldend taalgebruik als metaforen, vergelijkingen en tegenstellingen. Ook kun je afwisselen tussen formeel en informeel taalgebruik.
Als je de pleitnota voorleest, merk je vanzelf waar de tekst niet goed loopt, niet duidelijk genoeg is en waar je overtuigingskracht mist. Houd als richtlijn aan dat je niet langer dan 30 minuten nodig hebt om de tekst uit te spreken. Beperk je echt tot de wezenlijke punten van je verhaal. Dat zijn er in de meeste gevallen twee of drie, tenzij je een hele ingewikkelde zaak hebt. Maak de pleitnota nooit langer dan echt noodzakelijk is. Want hoe langer mensen naar je moeten luisteren, hoe lastiger het is om hun aandacht vast te houden.
Wil je meer weten over het voeren van een bezwaar- of beroepsprocedure en het schrijven van een pleitnota? Wij bieden verschillende trainingen en opleidingen waarin deze onderwerpen aan bod komen. Denk bijvoorbeeld aan de Basistraining Handhaving of de training Medewerker Bezwaar en Beroep in het Sociaal Domein.
Voor meer informatie of een passend opleidingsadvies kun je contact opnemen met onze opleidingsadviseurs via 035 – 7 604 850 of info@bestuursacademie.nl.